Leon Geyskens – 1980

De restauratiewerken aan de kathedraal van Antwerpen en het aanleggen van een centrale verwarming onder de vloer aldaar gaven vanaf 1973 gelegenheid om enkele kleinere onderzoekingen te doen. De gegraven kuil op de binnenkoer aan de buitenkant van de kathedraal, kant Groenplaats (1), gaf een puinlaag te zien van ongeveer 1,5 m dikte. In de XVIIIe eeuw werd de vloer van de kathedraal met 0,5 m tot 1 m puin opgehoogd. Mogelijk is dit met de binnenkoer ook het geval geweest. Dit puin bestaat voor een deel uit allerhande brokstukken van het vernielde kerkinterieur. Het overige zou afkomstig kunnen zijn van afbraak langs de Lombaardevest te Antwerpen.
Uit dit puin kwam onder andere het fragment van een zeshoekige vloertegel tevoorschijn. Oppervlakkige beschouwing deed besluiten dat het om een Antwerpse majolicategel van het Herckenrode-type ging. Nader onderzoek bracht ons tot andere conclusies. (2)

De tegel is slechts fragmentair bewaard en gedeeltelijk bedekt met cement. De exacte lengte is niet vast te stellen, de breedte is 8,5 cm en de dikte 1,8 cm.
Het baksel is bleekrood van kleur en er werd een fijne klei gebruikt. De overgebleven kleuren zijn : blauw in twee tinten, geel, groen en een oranjebruin. De schildering is zeer dun opgebracht en werd tamelijk accuraat uitgevoerd.

Op de horizontale omtreklijn aan de onderkant vertrekt tussen een slordig geschilderd geel en een groen blaadje een rank die gesteund wordt door drie gebogen lijntjes en nog versierd is met twee kleine horizontale streepjes.
Op de splitsing van de rank staan twee blaadjes die bijna cirkelvormig verworden zijn. De omtreklijn ervan is zeer breed en het midden is groen ingekleurd.
Uit de splitsing van de rank ontstaat een door drie gebogen lijntjes ondersteunde stengel ronde gele bloemknop. Ook deze is breed omlijnd. Uit de grote rank ontstaan links en rechts meerdere kleine spiraalvormige “bladstengels” met aan het uiteinde een lichtblauwe vlek. De grote rank valt gedeeltelijk buiten de omtreklijn van de tegel.
Het hoofdmotief wordt gevormd door een grote oranjebruine bloem. Zij bestaat uit een cirkelvormig hart met stip in het midden en zes min of meer ronde bloembladen. Opvallend is dat de zesdelige bloem slechts in één kleur uitgevoerd is en niet blauw omlijnd werd. Andere eigenaardigheid is dat de ronde bloemknop aan het uiteinde van het steeltje het meest de Italiaanse versie benadert, wat op de door Dingeman Korf besproken Anjum- en Herckenrode-tegels uit het midden van de XVIe eeuw niet voorkomt. (3)
Dit kan er wellicht op wijzen dat het decoratieschema nog niet volledig vastlag en vandaar kleine variaties mogelijk waren.

De afmetingen van de tegel en de gedeeltelijk buiten de omtrek vallende rank wijzen op het Anjum-type. De zesdelige bloem komt op Anjum-1 tegels ook voor. We hoeven er bijgevolg niet aan te twijfelen dat het hier om een tegel van het Anjum-type gaat.
Het feit dat hij in Antwerpen gevonden werd, versterkt nog de stelling dat dit type in Antwerpen zal gemaakt zijn, zoals Dingeman Korf veronderstelt.

Nota’s
(1) januari 1974
(2) wordt bewaard in het Folkloremuseum, onder het opgravingsnummer AK/16.
(3) Dingeman Korf, De zeskante “Anjum-tegels” in het Fries Museum. Waar komen ze vandaan? In: Antiek, 11 jg., p. 342 t/m 365.


Overdruk uit Hades. Periodisch Tijdschrift van de Antwerpse Vereniging voor Bodem- en Grotonderzoek, 19e jg., nr. 33, 1980.